De wrede paradox van schoonheid in een door oorlog verscheurde woestijn
De woestijn was te mooi voor oorlog. De vroege zon stortte goud over het eindeloze zand van Syrië, werpt lange schaduwen van de gebroken stenen en roesttende overblijfselen van een leven dat in vrede leefde. De wind bewoog zachtjes - als rouw - door dalen van stof en botten, fluisterend slaapliedjes aan de doden. Van ver zag het eruit als een schilderij: Een rustig land dat in stilte ademt, niet op de hoogte van het geweld dat veroorzaakte. Maar schoonheid is een wrede vermomming. Zonder waarschuwing brak de stilte. Een scherpe barst scheurde door de lucht - daarna nog een, en nog een. - Er is geschoten. - Te dichtbij. Amir viel instinctief op de grond, het zand heet tegen zijn huid. Zijn vingers krulden om zijn AK-47 terwijl het spiergeheugen overnam. Hij dacht niet na. Hij reageerde. Er volgden schreeuwen - korte, guturale, tot zwijgen gebracht door kogels. Zijn eenheid werd in een hinderlaag geplaatst. Ergens van de noordelijke bergkam. Een sluipschutter, of erger, een omsingeling. "MEN!" riep een van de stemmen, maar de richting was verloren in de chaos.

Jack