Vier vrienden ontmoeten elkaar in een spookhuis
Op een koude en stormachtige nacht besloten vier vrienden - Jake, Sarah, Mark en Emma - het verlaten huis aan de rand van de stad te verkennen. Er werd gezegd dat het bezet was, maar ze geloofden niet in geesten. Gewapend met zaklampen gingen zij het huis binnen, terwijl de deur achter hen hard krakte. Binnen was de lucht vol stof en elke stap klonk in de duisternis. Toen ze dieper liepen, begonnen ze vreemde geluiden te horen - voetstappen, gefluisterd en het zwakke geluid van iemand die huilt. "Het is gewoon de wind", zei Jake, om iedereen rustig te houden. Plots schreeuwde Sarah. Aan het eind van de gang verscheen een schaduwrijke figuur, met rood gloeiende ogen. Ze bevrieten van angst, niet in staat om te bewegen. De figuur begon langzaam te naderen, zijn voetstappen steeds luider. "Run!" Roeide Mark, het breken van de stilte. Ze sprongen naar de deur, maar die sloeg dicht met een kracht die het hele huis schudde. Ze zaten vast. Toen de figuur dichterbij kwam, drukten de vrienden zich bang bij elkaar. Maar toen de schaduw hen bereikte, verdween hij. De deur ging vanzelf open, waardoor ze in de nacht konden ontsnappen. Met een zware adem gingen ze vluchten zonder om te kijken. Vanaf die dag sprak niemand meer over wat er in het huis gebeurde, maar één ding wisten ze allemaal: ze waren die nacht niet alleen.

Harper